Deniz keert terug naar haar geboorteplaats om de bruiloft van haar moeder, een weduwe, bij te wonen. De woede, angst en schuldgevoelens die ze dacht achter zich te hebben gelaten, komen tijdens het bezoek weer naar boven. Als haar moeder haar het ouderlijk huis achterlaat, achtervolgt een tragedie haar. Ze kan niet stoppen met denken aan haar vader die op zee verdrinkt. Bovendien heeft ze het gevoel dat haar moeder haar de schuld geeft en haar daarvoor in de steek heeft gelaten. Ze realiseert zich dat ze niet verder kan zoals haar moeder, tenzij ze haar problemen onder ogen ziet. Na een confrontatie accepteert Deniz het verleden en zet zij een echte stap naar volwassenheid. Zittend aan zee heeft ze rust. De zee is niet langer een bedreiging, maar een teken van bevrijding. Ze springt erin.